Leerkracht

Webquest titel: Vriendschap

Schooltype: Basisonderwijs

Bestemd voor groep: 5/6, 7/8

Levensbeschouwelijke ontwikkelingsfase: De leerlingen van bovenstaande groep zitten in de mythisch-letterlijke fase. In deze fase koppelen de leerlingen verhalen aan hun eigen ervaringen en gebruiken ze deze bij hun ontwikkeling als persoon. In deze webquest komt dit vooral terug in de introductie, waar de leerlingen een verhaal over vriendschap en pesten wordt verteld. In de nabespreking kan u met de leerlingen in gesprek gaan over deze onderwerpen. En u dan vooral focussen op de ervaringen van de leerlingen. 

Vakgebied(en): Levensbeschouwing, beeldende vorming, muziek en sociale vaardigheden.

Uitvoering door: werkgroep. Er is af en toe zelfstandig werken vereist.

Tijdsinvestering van de leerlingen

  • Opdracht 1: 10 minuten.
  • Opdracht 2: 30 minuten.
  • Opdracht 3: 15 minuten.
  • Eindopdracht: 45 minuten.

Opbrengst van de webquest: Poster

Leerdoelen voor de leerlingen:

  • De leerlingen beredeneren tijdens deze webquest, wat vriendschap voor hun betekent.
  • De leerlingen handelen en communiceren in groepsverband.
  • De leerlingen maken kennis met eigenschappen van vriendschap.

 

Hoe de doelen en de opdrachten samenhangen:

Doel 1: Aan dit doel werken ze vooral tijdens opdracht 1 en 2, waar leerlingen bezig zijn met eigenschappen van vrienden die zij belangrijk vinden. Bij opdracht 1 noemen ze deze. In opdracht 2 verwerken ze positieve en negatieve eigenschappen in een persoon.

Doel 2: in opdracht 1 communiceren de leerlingen over het onderwerp vriendschap. Dit houdt in dat de leerlingen in een werkgroep overleggen wat vriendschap inhoud. Hierbij spreekt elke leerling zijn eigen mening met betrekking tot vriendschap uit. Aan het eind van opdracht twee gaan de leerlingen in hun groep bespreken met wie ze wel en niet willen spelen. Hierbij spreken leerlingen hun menig uit en staan open voor de mening van de andere leerlingen. Tot slot komt dit doel ook voor in de eindopdracht, waar de leerlingen moeten communiceren om een eindproduct te creëren.

Doel 3: Tijdens opdracht 1 en 2 benoemen de leerlingen wat zij verstaan onder de eigenschappen van een vriend. In opdracht 3 maken ze door middel van liedjes kennis met verschillende vriendschapseigenschappen.

Hoe is de verbinding tussen het ontwikkelen van basisvaardigheden en het gebruik van activerende werkvormen: 

De leerlingen gaan met onderstaande basisvaardigheden aan de slag:

  • Communiceren: Deze basisvaardigheid houdt in dat er ruimte is voor andere meningen. De leerlingen zijn vooral bezig met deze vaardigheid tijdens opdracht 1 en 2. Tijdens opdracht één bespreken de leerlingen eigenschappen die bij vriendschap horen. Deze eigenschappen zijn gebaseerd op de meningen van de leerlingen zelf. De ene leerlingen kan een eigenschap wel belangrijk vinden en de ander niet. Bij de tweede opdracht gaan de leerlingen, kinderen ontwerpen waar ze wel en niet bij willen spelen. Dit ontwerpen ze aan de hand van hun eigen mening. Vervolgens gaan ze deze bespreken, hieruit kan naar voren komen dat de een wel met iemand zou spelen, terwijl de ander dat misschien niet zou willen.  
  • Redeneren:  Deze basisvaardigheid houdt in dat leerlingen hun mening zo goed mogelijk onderbouwen. Deze basisvaardigheid sluit aan op de basisvaardigheid communiceren. Vandaar dat deze basisvaardigheid grotendeels aansluit op opdracht 1 en 2. Deze twee opdrachten zijn voornamelijk gebaseerd op de mening die de leerlingen onderbouwen.
  • Handelen: Deze basisvaardigheid houdt in dat iedere leerling een kleine verantwoordelijkheid in de werkgroep heeft. De leerlingen zijn hier tijdens elke opdracht mee bezig, omdat ze elke opdracht in hun werkgroep werken. Binnen deze werkgroepen kunnen de leerlingen de onderstaande taken uitvoeren. Als leerkracht kun je bepalen welke taken de leerlingen krijgen.:
    • Tijdbewaker, vertelt hoeveel tijd het groepje heeft en houdt deze tijd in de gaten;
    • Schrijver, zorgt ervoor dat de antwoorden van de groep worden genoteerd;
    • Stiltekapitein, zorgt ervoor dat de leerlingen in de groep niet te hard praten;
    • Tafelbaas, zorgt ervoor dat de tafels op de goede plaats komen in het groepje;
    • Taakkapitein, zorgt ervoor dat iedereen bij de groep blijft en zich bezig houdt met de opdracht;
    • Materiaalbaas, haalt de materialen voor iedereen in de groep en levert het werk ook weer in.

Hoe worden in de activiteiten andere vak- en vormingsgebieden geïntegreerd:

De onderstaande vakken worden geïntegreerd in deze webquest:

  • Beeldende vorming: dit vakgebied zit verwerkt in opdracht 2 en de eindopdracht. Bij beide opdrachten zal (een deel van) het eindresultaat een 2D product zijn. Bij opdracht 2 is 
  • Muziek: dit vakgebied zit verwerkt in opdracht 3. De leerlingen gaan hier de betekenis van twee verschillende muziekteksten achterhalen. Alle twee de teksten gaan over vriendschap, maar gaan over verschillende eigenschappen van een goede vriend. 

Extra materialen die nodig zijn: 

Opdracht 1: Wit A3 papier en potloden.

Opdracht 2: Werkbladen, schaar, kleurpotloden en lijm.

Opdracht 3: Koptelefoon.

Eindopdracht: Wit A4 papier voor teken en wit A3 papier voor poster. Scharen, lijm en kleurpotloden.